Wijze waarop het grondbeleid wordt uitgevoerd

Kaders

Daarnaast wordt grondbeleid in de gemeente niet alleen beïnvloed door de (ontwikkelingen in de) gemeente zelf (zoals de structuurvisie 2030), maar ook door de ontwikkeling en regelgeving vanuit Europa, de rijksoverheid en de provincie.
Het wettelijke kader voor het opstellen van gemeentelijk grondbeleid wordt ondersteund door een aantal instrumenten geregeld in de Wet ruimtelijke ordening ,de Onteigeningswet, de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) en de wet Markt en Overheid. (deze instrumenten worden in 2019 onderdeel van de omgevingswet). De financiële kaders zijn opgenomen in het Besluit Begroting en Verantwoording gemeenten (BBV) en de Financiële verordening ex. art 212 van de Gemeentewet.

Het beleid

De gemeente kiest bij nieuwe ontwikkelingen voor het voeren van een faciliterend grondbeleid waarbij de gemeente haar regierol kan vervullen door het aangaan van een samenwerkingsverband met een marktpartij met eventueel een gezamenlijke grondexploitatie.

Hoe de gemeente deze rol bij een integrale gebiedsontwikkeling invult hangt af van de volgende afwegingen:

  • Grondverwerving:

marktpartijen hebben al grondposities ingenomen, waar de gemeente niet om heen kan;

  • Financiën:

wat betekent de voorgestelde ontwikkelingsvorm voor de kosten en de baten voor de gemeente en wat zou dit betekenen in het geval er gekozen wordt voor een verdergaande vorm van regievoeren?

  • Snelheid/doorlooptijd:

wat betekent de voorgestelde vorm van regievoeren voor de doorlooptijd van het project en hebben we procedureel en inhoudelijk de tijd om te kiezen voor een verdergaande vorm van regievoeren?

  • Status van het project:

wat is de status van het project en welke keuzemomenten komen er nog voor de bestaande (lopende projecten) of deelfases van het project en kunnen we daar kiezen voor een verdergaande vorm van regievoeren?

  • Competenties:

zijn de competenties in de organisatie beschikbaar voor de voorgestelde ontwikkelingsvorm en wat betekent dit voor het geval we kiezen voor een verdergaande vorm van regievoeren? Het betreft hier de competenties binnen de totale gemeentelijke organisatie.

Nieuwe ontwikkelingen

Per 1 januari 2016 is de regelgeving van het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) gewijzigd. De commissie BBV heeft de afbakening, definiëring en verslaggevingsregels rondom grondexploitaties aangescherpt. Aanleiding voor deze verscherping betreft de invoering van de Vennootschapsbelasting (VpB), het creëren van zuiverdere toerekening van kosten, het vergroten van transparantie, eenduidigheid, en vergelijkbaarheid. De commissie heeft hiervoor een 2-tal notities geschreven: notitie Grondexploitaties 2016 en de notitie Faciliterend Grondbeleid 2016. Op 24 november 2016 heeft de raad een besluit genomen inzake de toepassing van de gewijzigde regelgeving BBV. De wijzigingen door het toepassen van de gewijzigde regelgeving zijn verwerkt in de grondexploitaties en in de administratie.
Met name de vroegere categorieën  NIEGG (niet in exploitatie genomen gronden) en VGHS (voorraad gronden en hulpstoffen) zijn nu op andere manier in de administratie verwerkt. De voorbereidingskosten zijn per 1 januari 2016 geactiveerd op de balans onder de post Immateriële activa (IMVA). De gronden en opstallen van de 2 categorieën zijn opgenomen als Materiële vaste activa (MVA) op de balans.

De eerder genoemde categorieën worden daarom ook niet meer verantwoord binnen het onderdeel grondexploitatie. Deze worden nu verantwoord en toegelicht bij de categorieën MVA en IMVA.

Verder is de gemeente en met name de grondexploitatie met ingang van 1 januari 2016 vennootschapsbelasting (VpB) plichtig

Woonvisie

De raad heeft op 30 juni 2016 de Woonvisie Groeien met kwaliteit 2016 – 2021 vastgesteld. In de woonvisie wordt aangegeven hoe de gemeente aankijkt tegen de opgaven in het woonbeleid en de kwantitatieve en kwalitatieve doelen die zij voor de periode 2016-2021 wil bereiken.

In de woonvisie staan de volgende opgaven centraal.

  • Een evenwichtige groei.

De komende jaren wil de gemeente zich inspannen om de ruimte die er is om te groeien, optimaal te benutten. De ambitie is gericht op een woningbouwproductie van 250 woningen per jaar. Groei is geen doel op zich, maar instroom van nieuwe inwoners draagt bij aan een vitale gemeenschap en versterkt het draagvlak voor de aanwezige voorzieningen. Dat geldt zowel voor de kern Dronten als voor Swifterbant en Biddinghuizen.

  • Inspelen op vergrijzing.

Hoewel gezinnen nog steeds de grootste groep vormen, bestaat in 2030 naar verwachting ruim 40 % van de huishoudens in de gemeente uit een huishouden van 55 jaar en ouder. Dit vraagt een woningvoorraad die voldoende toegankelijk is.

  • Huisvesting van bijzondere (zorg)doelgroepen.

Extra aandacht vraagt de huisvesting van bijzondere doelgroepen zoals: studenten, zorgdoelgroepen, spoedzoekers, tijdelijke arbeidsmigranten, vergunning/statushouders en woonwagenbewoners. De komende jaren nemen meerdere van deze doelgroepen in aantal toe. Voor hen moet voldoende en passende huisvesting beschikbaar zijn.

  • Leefbare kernen.

Inwoners van Dronten blijken over het algemeen zeer tevreden over hun woonomgeving. Dat neemt niet weg dat er ook verbeterpunten zijn. In relatie tot het wonen vragen wij nader aandacht voor de spreiding van bijzondere doelgroepen, buurtbemiddeling en het toepassen van het politiekeurmerk veilig wonen.

  • Ruimte bieden voor particulier opdrachtgeverschap en collectief particulier opdrachtgeverschap (CPO)

Dit is voor de gemeente een belangrijke doelgroep; de gemeente wil de individuele woonconsument die voor zelfbouw kiest alle ruimte bieden. Ook worden CPO- initiatieven gestimuleerd en gefaciliteerd.

Grondbeleid van het rijk

De rijksoverheid onderkent diverse ontwikkelingen in relatie tot het grondbeleid. De minister van Infrastructuur en Milieu heeft de Tweede Kamer in haar brief d.d. 25 november 2015 geïnformeerd over de visie van het kabinet op het grondbeleid in het licht van de maatschappelijke opgaven. In deze brief geeft zij aan hoe ze het instrumentarium voor het grondbeleid wil verbeteren met een Aanvullingswet Grondeigendom, die zal opgaan in de Omgevingswet.

Voor actief grondbeleid geeft de huidige wetgeving al voldoende instrumenten, zoals onteigening, het voorkeursrecht en herverkaveling in het landelijk gebied. Deze instrumenten zitten nu nog in verschillende wetten. De minister van Infrastructuur en Milieu wil het gebruik van deze instrumenten vereenvoudigen door ze toegankelijker te maken en waar mogelijk te harmoniseren.

De nieuwe Omgevingswet als wettelijk kader voor het grondbeleid
In juli 2014 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu het wetsvoorstel ‘Omgevingswet’ naar de Tweede Kamer gestuurd. Dit betreft een omvangrijke stelselwijziging, waarbij het Omgevingsrecht fundamenteel op de schop gaat. 40 sectorale wetten, 117, amvb’s en honderden ministeriele regelingen worden vereenvoudigd, versoberd en gebundeld in één samenhangende Omgevingswet. Binnen deze Omgevingswet komt ook het wettelijk kader voor het grondbeleid, zoals de Wet voorkeursrecht gemeenten, de Crisis en herstelwet en de afdeling grondexploitatie van de Wet op de ruimtelijke ordening. Het is de bedoeling dat met deze nieuwe wetgeving eenvoudiger, efficiënter en beter aan een duurzame leefomgeving wordt gewerkt. Naar verwachting blijft de Onteigeningswet als zelfstandige wet bestaan. Er wordt vanuit gegaan dat in 2019 deze wet operationeel wordt, nadat deze door de 2de en 1ste Kamer is goedgekeurd.

Nieuwe projecten/grondexploitaties

Op dit moment is binnen het ontwikkelgebied Hanzekwartier 1 actuele ontwikkeling die mogelijk leidt tot een nieuwe grondexploitatie. Het betreft hier de ontwikkeling van de Havenkade (circa 145 woningen). Binnen Het Palet worden de meerdere nieuwe ontwikkelingsvormen  verder uitgewerkt.
De studie naar een mogelijke woningbouwlocatie in Swifterbant zal verder worden vorm gegeven. Voor het project De Graafschap in Biddinghuizen is een nieuw uitwerkingsplan van toepassing met ruimere ruimtelijke mogelijkheden. Bij de bedrijventerreinen Poort van Dronten 1 en 2  wordt met name de acquisitie voor agrofood gerelateerde bedrijven versterkt.